1. Introductie

In het eerste hoofdstuk van onze beleggingscursus leggen we uit hoe de effectenbeurs werkt en in welke beleggingsproducten je kunt handelen. Daarnaast leer je een aantal belangrijke begrippen. We beginnen de cursus laagdrempelig, zodat iedereen het kan volgen. Vind je dit hoofdstuk té eenvoudig? Scroll dan gerust naar beneden om naar het volgende hoofdstuk te gaan.

De effectenbeurs

De effectenbeurs (of kortweg: de beurs) is een plek waar effecten worden verhandeld. Effecten zijn beleggingsproducten zoals aandelen of obligaties. Daarnaast wordt de effectenbeurs gebruikt om nieuwe effecten uit te geven. De handel in effecten is alleen mogelijk als deze ‘genoteerd’ staan aan een beurs.

Elk land heeft één of meerdere effectenbeurzen. ’s Werelds bekendste beurs is gevestigd op Wall Street in New York. In Nederland wordt gehandeld op het Beursplein in Amsterdam. Dat is leuk om te weten, maar niet heel belangrijk. Particulieren beleggen namelijk online. Dat doen ze bij een broker:  financiële instellingen die namens jou transacties uitvoeren.

Het actuele aanbod van en de vraag naar een effect, bepaalt de prijs. Dat noemen we de koers. Hoe meer vraag naar een product, hoe hoger de koers. Wil iedereen van een product af, dan daalt de koers. Aangezien effecten aan de lopende band worden verhandeld, verandert de koers van een effect dus continu.

Hoe werkt de financiële markt? Uitgelegd in 3 minuten op een manier dat iedereen het snapt.

Geplaatst door Beleggen voor Beginners op Zondag 26 juni 2016

De video hierboven legt op een laagdrempelige manier uit hoe de effectenbeurs werkt.

Effecten

Aandelen, obligaties en turbo’s. Het zijn allemaal voorbeelden van effecten. Sommige effecten bestaan al jaren, anderen zijn relatief nieuw. Effecten verschillen van elkaar in werking en risico’s. Wij zullen de werking van de bekendste effecten hieronder kort uitleggen.

Aandelen

Aandelen worden uitgegeven door bedrijven, als een manier om geld op te halen. In ruil daarvoor ontvangen aandeelhouders zeggenschap in het bedrijf. Daarnaast kunnen bedrijven hun aandeelhouders een deel van de winst uitkeren. Zo’n winstuitkering noemen we dividend. Dat is een bijkomend voordeel van aandelen, maar geen vetpot. De meeste beleggers kopen aandelen dus om ze later weer met winst te verkopen. Die winst noemen we het rendement.

In het onderstaande voorbeeld illustreren we de werking van aandelen.

Bart begint een bakkerij, maar heeft daarvoor een startkapitaal van 10.000 euro nodig. Bart geeft 1.000 aandelen uit: elk met een waarde van 10 euro. Bart heeft zelf genoeg geld op zijn spaarrekening staan om 501 aandelen te kopen. De overige aandelen worden verkocht. De aandeelhouders mogen meestemmen over de plannen die Bart maakt. Maar omdat Bart altijd de meeste aandelen bezit (501, dus meer dan de helft), verliest hij niet de zeggenschap over zijn bedrijf.

Een jaar verstrijk en de zaken gaan goed. Het succes van Bart blijft niet onopgemerkt: meer mensen willen een aandeel in de bakkerij. Een van zijn aandeelhouders kan zijn aandelen daarom voor 11 euro verkopen. Dat is een euro meer dan de oorspronkelijke prijs. Deze aandeelhouder heeft dus een rendement van 10 procent.

Obligaties

Obligaties kunnen uitgegeven worden door bedrijven, instellingen of overheden. Een obligatie is een verhandelbaar schuldbewijs voor een lening. Wie een obligatie koopt, leent dus geld uit en ontvangt daar een vastgestelde of variabele rente voor terug. Aan het einde van de looptijd wordt het geleende bedrag terugbetaald.

Obligaties lijken op aandelen, maar kennen een kleiner risico. Obligatiehouders krijgen bij een mogelijk faillissement bijvoorbeeld voorrang op aandeelhouders. Bovendien wordt de rente op obligaties altijd betaald, terwijl een aandeelhouder niet verzekerd is van dividend. Met name staatsobligaties kennen een relatief klein risico, omdat de kans klein is dat landen (met een stabiele regering) failliet gaan.

Turbo’s

Turbo’s (ook wel bekend als sprinters of CFD’s) geven je de mogelijkheid om te profiteren van relatief kleine koerswijzigingen. Deze beleggingsproducten werken namelijk met een hefboom. De hefboom geeft aan met welke factor de koersstijging wordt versterkt. Bij een hefboom van 10 stijgt de koers dus 10 keer sneller dan in werkelijkheid. Maar let op: dat geldt ook bij een dalende koers.

Turbo’s vertegenwoordigen de waarde van een onderliggend beleggingsproduct. Dat kan een bepaald aandeel zijn, maar ook een grondstof of valuta. Je koopt dus bijvoorbeeld Turbo’s in het aandeel Apple. Daarmee wordt je niet de eigenaar van het Apple-aandeel, maar profiteer je alleen van de koerswijzigingen.

Belangrijkste begrippen

Je hebt het eerste hoofdstuk van deze beleggingscursus bijna afgerond. Daarom vind je hieronder nog eens de belangrijkste begrippen die we hebben behandeld. Zorg dat je deze begrippen begrijpt voordat je begint aan Hoofdstuk 2.

BrokerFinanciële instelling die beleggingstransacties voor je uitvoert
DividendWinstuitkering voor aandeelhouders
EffectenbeursPlek waar beleggingsproducten worden verhandeld
KoersWaarde van een beleggingsproduct of historisch verloop van de waarde
RendementOpbrengst (of: winst) van een belegging

Begrippen onder de knie? Ga dan snel verder met het tweede hoofdstuk van de beleggingscursus. Of open eerst een beleggingsrekening.

REKENING OPENEN GA NAAR HOOFDSTUK 2

20% voltooid
Abonneer
Laat het weten als er
guest
0 Reacties
Inline feedbacks
Bekijk alle reacties
0
Heb je een vraag of wil je iets toevoegen?x